Op 1 januari 1985 werd Ouderkerk aan den IJssel samen met de gemeente Gouderak en de buurtschappen Lageweg, IJssellaan en Oudeland, opgenomen in de gemeente Ouderkerk. Op 1 januari 2015 ging de gemeente op in de gemeente Krimpenerwaard. De gemeente telt in 2015 5.656 inwoners en had een oppervlakte van 28,53 km² (waarvan 1,42 km² water).
De Ouderkerkers worden ook “klokkendieven” genoemd. Ooit hadden de Ouderkerkers en de Ridderkerkers namelijk een nieuwe kerkklok nodig. Door toevallige omstandigheden werden beide klokken tegelijk afgeleverd. De klok van Ouderkerk was echter beschadigd. Het verhaal gaat dat de Ouderkerkers toen de klokken hebben verruild. De Ridderkerkers zouden als toegift een ham hebben gekregen (Groot Schimpnamenboek van Dirk van der Heide (1988).)
Geschiedenis Ouderkerk aan den IJssel
De oudste officiële vermelding van het dorp stamt uit 1263, toen het nog Oudekerke werd genoemd. Maar het is waarschijnlijk dat er al eerder een dorp is geweest dat tot de twaalfde eeuw de naam IJsele heeft gehad. Er zijn in ieder geval twaalfde eeuwse fundamenten gevonden van een tufstenen kerkje.
Ouderkerk was een heerlijkheid en sinds het einde van het Ancien régime een gemeente. Van 1812 tot 1817 behoorden ook de gemeenten Stormpolder en Krimpen aan den IJssel tot deze gemeente, maar in 1817 werden die weer afgesplitst tot zelfstandige gemeenten. De rechten verbonden aan de heerlijkheid, waren lange tijd in het bezit van het geslacht Van Nassau la Lecq. In de dorpskerk is de grafkelder van het geslacht van Nassau-LaLecq te vinden. Lange tijd waren zij de heren van de heerlijkheid Ouderkerk. Ook is er een praalgraf, dat in opdracht van Lodewijk van Nassau, bastaardzoon van Maurits van Oranje. is gebouwd. Zelf ligt hij niet in dit graf, maar wel zijn vrouw Isabelle, gravin van Hornes, zijn zoon Hendrik van Nassau-Ouwerkerk en nog ruim dertig anderen uit deze bastaard-tak van de Nassaus.
Ouderkerk aan den IJssel is vooral bekend als schippersdorp. Dit heeft ook veel invloed gehad op de industrie in het dorp die voor een groot deel georiënteerd was op de binnenvaart: werven, zeilmakerijen, touwslagerijen, etc. Deze industrie is vrijwel geheel verdwenen.
Maar ook nu nog is de afdeling Ouderkerk aan den IJssel en omgeving (de IJsselvloot) van schippersvereniging Schuttevaer de grootste afdeling na Rotterdam met ruim tweehonderd leden, IJsselmannen zoals ze in die omgeving genoemd worden.
Bij het havenfront vind je het voetveer naar Nieuwerkerk aan den IJssel. De Hollandse IJssel, waar het dorp aan ligt, is een rivier waar behoorlijk wat pleziervaart is te vinden, mede omdat het onderdeel uitmaakt van de Staande Mastroute.
Een belangrijke sector is ook altijd de veeteelt geweest, met name de rund en in mindere mate de varkenshouderijen en de zes steenplaatsen waar de “ijsselsteentjes” werden gebakken van de IJsselklei. Ook waren er veel molens in Ouderkerk die in de loop van de twintigste eeuw allemaal zijn verdwenen
Langs de Berkenwoudse Boezem en de Molenvliet (de naam is veelzeggend) die buiten het dorp van de IJssel richting de Loet lopen, zijn op twee plaatsen overblijfselen te vinden van de vele molens die er ooit waren. Hier heeft trouwens ook een van de eerste stoommachines van Nederland gestaan (1804) om een stoomgemaal aan te drijven. Deze werd zo'n tien jaar later al weer afgebroken, omdat zowel de machine als de vervening waar die voor werd ingezet tegenvielen.
Op de IJsseldijk Noord bij de oude begraafplaats ligt het baarhuisje. Inmiddels geheel gerestaureerd. Hierin werden de overledenen opgebaard om te controleren of ze niet schijndood waren. Aan het einde van de 18e eeuw waren mensen namelijk erg bang om levend begraven te worden. Als iemand na 36 uur in het baarhuisje nog niet wakker was geworden, kon ‘ie worden begraven. Daarnaast werden doden vaak begraven met een mechanisme in hun kist, waarmee ze eruit konden kruipen, voor het geval ze toch nog leefden.